Startpunt wandeling poëzieroute door Wassenaar
zie bij: PLATTEGRONDEN voor de volledige plattegrond van de wandelroute. Veel informatie is ook te vinden in de rubriek: gedichten en over dichters.
Op de website van de ANWB is een duidelijke route waaop je kunt inzoomen: https://www.anwb.nl/wandelen/routes/poezieroute-wassenaar
We lopen van A naar E, de afstand is circa 850 meter:
A-
We beginnen op de Berkheistraat waar op een zeer oude monumentale muur een gedicht is geschilderd van Bill van der Meulen dat begint met de regels:
'Vier uur met je vader praten,
bij het scheiden van de markt'.
Een toepasselijke plek voor dit gedicht omdat het dichtbij het kerkhof is en bij de plek waar de wekelijkse markt is.
Willem Karel Damman van der Meulen (1923-2006) kwam met zijn vrouw in Wassenaar wonen in 1958, waar enkele jaren later hun dochter werd geboren. Tot 1995 woonden zij in Villa Oud-Pluymestein, daarna op de Dominee Honderslaan. Hij ging de naam Bill van der Meulen gebruiken rond het einde van de Tweede Wereldoorlog.
Geboren in Gorredijk (Friesland) ging hij, met het einddiploma van het gymnasium op zak, werken in het assurantiebedrijf van zijn vader. Daarna startte hij in Rotterdam een reclamebureau. In 1956 werd hij directeur van de uitgeverij Nijgh en Van Ditmar, daarna van uitgeverij A.W. Sijthoff in Leiden. Na zes jaar begon hij weer voor zichzelf met een reclamebureau in Den Haag. Hij overleed in 2006 in Wassenaar. Bill was niet alleen een begaafd tekenaar maar vooral een taalkunstenaar. Carl Doeke Eisma raakte bevriend met hem toen hij in de Spinbaan vlak bij hem kwam wonen. Bill was een eersteklas verteller van prachtige verhalen. Tijdens één van de vele contacten met Bill van der Meulen vertelde Carl hem, dat hij kort voor het overlijden van zijn vader een goed gesprek met zijn vader had gevoerd. De volgende dag vond hij dit gedicht van Bill in zijn brievenbus.
Bij de rode houten schuur op de splitsing nemen we de weg rechtsaf naar het kerkhof, we gaan door het hek en vervolgen het hoofdpad tot boven aan de hellingbaan, daar gaan we linksaf en volgen het pad richting kerk.
B-
Bij de kerk aangekomen slaan we rechtsaf en kort daarna links 'de bocht om van het pad', zoals dat treffend in het gedicht staat. Aan deze eeuwenoude muur hangt het gedicht 'Het doodsbericht' van Ida Gerhardt (1905-1997), dichtbij de plek waar haar ouders en zus Truus begraven liggen.
Ida Gerhardt kwam met haar ouders in 1923 in Wassenaar wonen op de Lange Kerkdam in het huis naast de NPB. Dat was in het zware eindexamenjaar van Ida Gerhardt. Zij ging elke dag met haar vader met het Hofpleintreintje naar Rotterdam. Daarna ging ze in Leiden studeren, mocht na een jaar door een ruzie met haar ouders haar studie niet in Leiden voortzetten en ging toen in Utrecht studeren. Nadat haar moeder in 1934 overleed werd zij bij de Dorpskerk begraven. Ida’s vader en zus verhuisden kort daarna weer naar Rotterdam. Omdat haar vader († 1953) en oudste zus Truus († 1960) ook in dit familiegraf te ruste werden gelegd, kwam Ida Gerhardt hier regelmatig. Hoewel zij slechts één keer in haar gedichten het Dorpskerkhof in Wassenaar noemt, gaat het ongetwijfeld over dit familiegraf in: ‘De gestorvene’, ‘Tegenstem’, ‘Vergeefs verzet’, en ‘Omzien in deernis’.
Wanneer de Dorpskerk geopend is (op zondagmorgen en dinsdagmorgen) kunt u binnen het gedicht ‘Een lied voor de Dorpskerk’ lezen van Willem van Waasbergen (1933-2014, pseudoniem Will Waes) die als predikant aan de Messiaskerk verbonden was in Wassenaar van 1981-1989. Dit gedicht is gerealiseerd bij de heropening van de Kerk na de Stucwerk-Restauratie, op 23 december 1990.
We volgen het pad richting dorpscentrum, verlaten het terrein van de kerk en komen bij het Plein.
C-
Daar ligt het oudste gedicht over Wassenaar in een tegeltableau tussen de klinkers: ‘Het dorp Wassenaar’. De laatste regel verwijst naar het begin van de jaartelling toen de Romeinen in ons land waren:
'T Wierd door 't Romeinsche volk in vroeger tijd bewoond !'
In het boek Uit de geschiedenis van Wassenaar van Ed Janson lezen we dat de Romeinse keizer Caligula - in 39 na Chr. met zijn leger op een tocht door het Germania van die dagen - de Noordzee bij Wassenaar aanschouwde en daar zo van onder de indruk was dat hij zijn soldaten de branding in stuurde om hun helmen te vullen met water om het vervolgens mee te kunnen nemen naar Rome. Vandaar kreeg keizer Caligula de naam ‘Watergek’ of ‘Wassenar’. Natuurlijk is dat niet meer dan een leuk verhaal en betekent Wassenaar: een droog stuk grond nabij moerasland. In de zevende en achtste eeuw werd dit centrum van Wassenaar al bewoond, dat weten we uit vrij recente vondsten van oude paalsporen, mogelijk van een boerderij.
Er kwam ook een kerk. De aan Willibrord gewijde, rond 1150 gebouwde Romaanse kerk. Bij een kerk hoort een herberg. Onder de funderingen van ‘t oude Regthuys zijn sporen aangetroffen van een mogelijke herberg uit de veertiende eeuw. Natuurlijk is er veel veranderd in de loop der eeuwen, maar desalniettemin is dit een historische plek.
Dit gedicht verscheen in deel VII van de acht delen van De Nederlandsche Stad- en Dorp-beschrijver die tussen 1793 en 1801 verschenen. Ieder deel bevat korte gedichten over steden en dorpen met daarbij een illustratie. Deze serie werd uitgegeven door uitgeverij Branse in Amsterdam. De inhoud is verzorgd door de Amsterdamse broodschrijver Lieve van Ollefen en vanaf deel V deed hij dat in samenwerking met R. Bakker. Wie precies dit gedicht geschreven heeft is niet bekend en daarom zal u geen naam van de dichter op het tegeltableau aantreffen.
Op het Plein staat het imposante baljuwhuis. Links daarvan is een straat: Gang, we gaan die straat in, komen langs een oud stuk Wassenaar. aan het eind van de Gang is een parkeerplaats en aan de overkant van de parkeerplaats is een groot stenen gebouw, waar we naartoe lopen: de St. Bonifaciusschool.
D-
Daar lopen we naar toe en op de muur lezen we de beginregels van het gedicht van Birgit van Zwicht (1986) over deze school:
'Elke dag als ik naar school toe ga,
sta ik steeds weer te turen naar die hoge muren.'
Omdat het gedicht verder alleen in de school te lezen is, is hier het vervolg:
'We komen dan in twee gangen, waar mooie tekeningen hangen.
Dan kom je bij de grote trap, daar ga ik twee treden tegelijk op in één grote stap.
En dan bij de laatste tree splitst de trap zich in twee.
Dan kom je bovenaan
daar zie je op iedere deur staan
dit is groep vijf en dit groep zeven - daar gaan we naar binnen ... even.
Een klas met een heel hoog plafond
en de grote gele zon danst met de wolken samen, dat zie je door de mooie grote ramen.
Elke keer als ik kom in de hal
ga ik bedenken waar die oude trap naar toe leiden zal.
Overal in het schoolgebouw waar je dan ook zoeken zou, vind je wel verstophoeken.
Ze zouden je uren moeten zoeken
voor ze je kunnen vinden
daarover hoef je je niet op te winden.
Maar het schijnt dat deze mooie school verdwijnt.'
Zij schreef dit gedicht in 1997 en opende met het voorlezen hiervan de expositie ‘Scholen in beeld’ op de Open Monumentendag. Zij had dit gedicht geschreven omdat haar school, de Bonifaciusschool met sloop werd bedreigd. Gelukkig bleef deze school, in 1917 gebouwd in de stijl van de ‘Nieuwe Haagsche School’ naar een ontwerp van de Haagse architect Co Brandes in samenwerking met architect Wouters, gespaard en werd het een Rijksmonument.
Na het atheneum op het Adelbert College en de studie verloskunde in Maastricht werkte ze van 2008 - 2013 ze als verloskundige in Nieuwegein. In die jaren deed Birgit ook haar master in klinische epidemiologie. Sinds 2012 werkt ze aan haar promotiestudie in het LUMC, waar ze als klinisch verloskundige werkzaam is. Ze woont met haar man en kinderen weer in Wassenaar.
We draaien ons om en steken het parkeerterrein over naar de Rijnsburgpassage: een passage tussen de gebouwen door.
E-
Daar is Aan de linkerhand spatiede bibliotheek en boven de ingang van de bibliotheek staan twee strofes uit het gedicht ‘Woninglooze’ van Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936). De eerste regels luiden:
'Allen in mijn gedichten kan ik wonen,
nooit vond ik ergens anders onderdak'.
Slauerhoff was een belangrijke Nederlandse dichter en romanschrijver tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog. Jongeren hebben misschien nooit van hem gehoord.
Slauerhoff schreef ‘Woninglooze’ niet omdat hij woningloos was, maar hij had al op jonge leeftijd een diep verlangen om de wijde wereld in te trekken. Hij wilde naar zee, maar zijn vader stond erop dat hij medicijnen ging studeren. Hij vond een compromis tussen zijn toekomstige verlangen en wat zijn ouders van hem verwachtten: hij werd scheepsarts naar het Verre Oosten, Latijns-Amerika en West Afrika. Over dat zeemansbestaan schreef hij honderden gedichten, waarin hij zijn afkeer van de geordende maatschappij onder woorden bracht. In latere bundels gaat het vaak over het lot van de gedoemde zwerver, die door zijn driften eindeloos wordt voortgejaagd.
U vraagt zich misschien af wat Slauerhoff met Wassenaar te maken heeft. Tussen zijn reizen door was hij in Nederland waar hij meestal waarnam in artsenpraktijken. Hij woonde in 1932 en 1933 met zijn echtgenoot, de danseres Darja Collin, op de Backershagenlaan. Hun wegen scheidden zich toen.
We lopen van E naar Q, de afstand is circa 1,4 km:
We lopen door, slaan rechtsaf de Langstraat in, lopen verder en zien voor de Hema de glazen overkoepeling naar de parkeergarage.
F-
Hierin staat in folie helemaal rondom de glazen overkoepeling een gedicht van Hans Lodeizen (1924 Naarden - 1950 Lausanne) dat begint met de intrigerende regels:
'Je hebt me alleen gelaten
maar ik heb het je al vergeven'.
Hij was de zoon van de puissant rijke directeur van de internationale handelsmaatschappij Müller & Co., studeerde korte tijd rechten in Leiden, maar ging over op biologie en liep college te Amherst, Massachusetts in de VS. Daar trof hij de dichter James Merrill en andere jonge talenten. Om Lodeizen leed echter aan leukemie en keerde voortijdig terug naar Europa, om de laatste maanden van zijn leven te verblijven in een Zwitsers sanatorium. Hij bracht een deel van zijn korte leven in Wassenaar door in zijn ouderlijk huis maar verbleef liever elders. Fam. Lodeizen woonde vanaf 1933 op de Wilhelminalaan en vanaf 1936 in Villa Schouwenhoek. Lodeizens enige, bij zijn leven, gepubliceerde bundel Het innerlijk behang werd tot aan 1990 vijftien keer herdrukt, wat op zichzelf al zijn immense populariteit weerspiegelt.
We vervolgen onze weg door de Langstraat en slaan bij de rotonde rechtsaf de Gravestraat in en lopen tot het molenhuisje.
G-
Op het molenhuisje zijn twee strofen uit het gedicht ‘Panorama’ van Anthonie Donker op de muur geschilderd. U leest hier de eerste twee regels:
'Denk niet dat alles tot een doel moet strekken,
want ook de vogels weten niet waarheen'.
Anthonie Donker (1902-1965) is een pseudoniem van Nico Donkersloot. Behalve schrijver, dichter en literair vertaler was hij hoogleraar Nederlands en werd hij na de Tweede Wereldoorlog politiek actief en Eerste Kamerlid.
Donkersloot schreef al gedichten tijdens zijn middelbare schooltijd in Rotterdam. Zijn studie Nederlands werd onderbroken door dienstplicht en tbc waarvoor hij in Zwitserland moest kuren. In 1929 werden hem twee belangrijke literaire prijzen toegekend. In 1930 richtte hij een literair tijdschrift op. Inmiddels was hij leraar in Zwitserland en er volgden zeer productieve jaren. Hij keerde in 1936 naar Nederland terug wegens een benoeming tot hoogleraar in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij betrokken bij verzetsactiviteiten. Hij werd opgesloten in de Scheveningse strafgevangenis en in gijzelaarskamp Sint-Michielsgestel. In augustus 1942 kwam hij vrij door een vergissing van de bezetter. Hij dook onder bij zijn uitgever Bakker in de Crocusstraat in Wassenaar. Vanuit zijn kamer hoorde hij pianospel van Mies Dadema, zij woonde op de Hyacinthstaat. Donkersloot, die twee maal eerder was gehuwd, trouwde op 27 juli 1945 met haar in Wassenaar en zij vertrokken kort daarna naar Amsterdam waar hij zijn werk hervatte. Vanaf 1956 was hij hoogleraar in de algemene en vergelijkende literatuurwetenschap. Na de oorlog zat hij enkele jaren voor de PvdA in de Eerste Kamer, eind jaren ‘50 sloot hij zich aan bij de PSP en liet hij zijn stem horen in protesten tegen de atoombewapening. Een slepende ziekte kon hem op het laatst van zijn leven niet weerhouden verre reizen te ondernemen om lezingen te houden over Nederlandse literatuur en de plichten, verbonden aan zijn hoogleraarschap en andere functies, nauwgezet te vervullen.
We stuitten in zijn bundel Grondtoon op dit gedicht en wij hadden als bestuur direct het gevoel dat dit gedicht bij de molen een juiste plek krijgt.
In de eerste 2 strofen staan woorden als: plichten, maar ook dat niet alles tot een doel moet strekken en er wordt gesproken over een weids vergezicht. Dat alles doet onmiddellijk denken aan de drie gebruikersgroepen die hier rondom de molen hun werk doen. In het molenhuisje is de notaris bezig met alles wat met plichten en wetten te maken heeft voor iedereen goed te regelen. Een verdieping hoger, iets verder bij de aarde vandaan, worden werken van kunstenaars tentoongesteld. Kunstenaars leren ons vaak naar een andere realiteit te kijken, ver van de dingen van de dag. Weer een stukje hoger de wieken van de molen en de trans rondom van waaruit je een weids panorama hebt. Dat is het werkgebied van de molenaar. Alles spant hier dus samen, zoals er in het gedicht staat.
H-
Als we ons 180° omdraaien zien we het pand op de hoek van Herenweg 1 en daar staat in de tuin het gedicht van Jan Willem Schulte Nordholt ‘in memoriam Hendrik Elias Roodenburg etser’. Ook in dit gedicht gaat het over vergezichten, maar dan vergezichten van de ziel, want het gedicht eindigt met de regels:
'en met de plaat, de poetsdoek en het wiel
schiep hij de vergezichten van de ziel'.
Hoewel Schulte Nordholt (1920- 1995) in Zwolle was geboren en Roodenburg (1895 - 1987) in ‘s-Gravenhage, hebben beide kunstenaars lange tijd tot aan hun sterven in Wassenaar Zuid gewoond en waren met elkaar bevriend. Hun graven liggen dicht bij elkaar op het Dorpskerkhof
Schulte Nordholt heeft veel bundels en publicaties op zijn naam staan en Roodenburg schilderde en etste vooral stadsgezichten.
In de oorlog werd Schulte Nordholt door de bezetter opgepakt wegens het verspreiden van nummers van Vrij Nederland. Om geestelijk overeind te blijven in het Scheveningse Oranje Hotel schreef hij gedichten. Van 1950-1962 was Schulte Nordholt leraar geschiedenis aan het Rijnlands Lyceum in Wassenaar. Hij vertrok in 1954 met een werkbeurs voor drie jaar naar Amerika. Van 1966 tot 1983 was hij hoogleraar Amerikaanse geschiedenis en cultuur aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij ontving diverse literaire prijzen, waaronder de Spaanprijs in 1993 voor onder meer zijn bijdragen aan het Liedboek voor de Kerken.
Roodenburg, schilder en topografisch etser, woonde vanaf 1925 in Wassenaar. In de jaren zestig kon men bij Nutroma sparen voor een koffie- en ontbijtservies waarop Roodenburgs Amsterdamse stadsgezichten. Roodenburg was lid van vooraanstaande kunstenaarsverenigingen, zoals zoals Arti et Amicitiae in Amsterdam en Pulchri Studio in Den Haag.
We slaan de Herenweg in. Aan het eind van de weg slaan we linksaf naar de Hoflaan. Aan het eind steken we de Prinsenweg over naar de overkant, lopen dan naar de rotonde aan je linkerhand en gaan daar rechtsaf naar de Lange Kerkdam.
Q-
Op nummer 46 is het gebouw van de Vrijzinnigen NPB Wassenaar, waar het gedicht ‘Zondagmorgen’ van Ida Gerhardt te lezen is in een glasplaquette in de Bijbelse tuin van deze Vrijzinnige Geloofsgemeenschap. In het kader van haar 100-jarig bestaan heeft deze geloofsgemeenschap dit gedicht van Ida Gerhardt aan de Poëzieroute toegevoegd; een geschenk aan alle Wassenaarders.
Het gedicht eindigt met de regels:
'Dit is de dag waarop de arbeid rust.
De handpalm is geopend naar het licht.'
De familie Gerhardt woonde van oktober 1923 tot november 1933 in het buurhuis dat de naam ‘Klavertje Vier’ kreeg.
Verdere gegevens over Ida Gerhardt zijn te lezen bij B (gedicht bij de Dorpskerk)
We lopen van Q naar L, de afstand is circa 1,3 km:
We lopen een klein stukje terug tot de eerste kruising en steken over naar de Zijllaan, we volgen de Zijllaan, steken de van Zuylen van Nijeveltstraat over, lopen verder over de Zijllaan, passeren het bruggetje en na het bruggetje zien aan de linkerhand de Messiaskerk op nummer 57.
K-
Daar staat op het plein voor de kerk een kunstwerk: een bronzen druppel op een sokkel van cortonstaal. In de druppel is het gedicht ‘Gloed’ van Jaap Zijlstra te lezen, dat eindigt met de regels:
'een lied, soms rijpt het met de jaren
en glanst als water, gloeit als wijn'.
Jaap Zijlstra (1933 - 2015 ) geboren in Wassenaar, volgde de MULO, werd boekhouder en kreeg, na zijn militaire dienst, een baan als administrateur op het Rijnlands Lyceum. Het leek er dus aanvankelijk niet op dat Jaap Zijlstra predikant zou worden. Hij was actief in het kerkelijk jongerenwerk en had talent om jongeren bij de kerk te betrekken. Na een avondstudie van enkele jaren werd hij op zijn 33e gereformeerd predikant op grond van ‘singuliere’ (buitengewone) gaven. Hij was predikant in Duurswoude, Delfzijl, Vorden en Amsterdam en preekte regelmatig in ons dorp. Vanaf 1965 publiceerde hij poëziebundels. In 2010 ontving hij de Rijnsdorp Prijs voor zijn oeuvre, dat uit ruim 20 bundels bestaat.
Hij schreef niet alleen gedichten over het christelijk geloof, maar ook over andere onderwerpen. De laatste jaren verschenen veel lichtvoetige diergedichten. Eerder werden ook bundels gepubliceerd over een specifiek thema zoals Onder mijn groene huid, 1967, over zijn militaire diensttijd, en de bundel Ik zie je zo graag 1991, een bundel liefdespoëzie waarin hij refereert aan zijn homoseksuele geaardheid. Daarvoor ontving hij in dat jaar de prijs van de Vlaamse Poëziedagen. In 2014 spelde burgemeester Van der Laan hem een koninklijke onderscheiding op voor zijn inzet ‘voor de homo-emancipatie binnen de protestants- christelijke gemeenschap’. In het Liedboek voor de Kerken vinden wij tal van liederen van zijn hand.
De druppel is belangeloos gemaakt door Anne Marie van Goch, die vroeger een aantal jaren in Wassenaar heeft gewoond, lid was van de Zijlaankerk, waar zij toen in het jongerenwerk Jaap Zijlstra heeft leren kennen.
De druppel is onthuld op 4 juni 2018. Deze eerste pinksterdag was een feestelijke dag waarop gevierd werd dat het gebouw van de Messiaskerk 50 jaar bestaat.
Vanaf het kerkplein steken we over naar de Paedtslaan. Het eind van deze laan slaan we linksaf naar de Fabritiuslaan en bij de eerste kruising slaan we rechtsaf naar de Hofcampweg en op nummer 3 is het Deijlerhuis, het centrum van Wijkgemeenschap Groot Deijleroord.
S-
Het gedicht 'Welkom!' van Frans Buis hangt aan de buitenkant van de tuinmuur, het is een gedicht dat nieuwsgierig maakt naar de Deijlerhof, de mooie binnentuin:
'U vindt achter deze deur
een hof met kleur en geur'.
Het gedicht is onthuld op 29 juni 2019. Op die dag werd de Deijlerhof officieel geopend.
Frans Buis (1944 Den Haag-2023 Wassenaar ) was Hagenaar tot 1985, daarna verhuisde hij naar Wassenaar. Hij is elektrotechnisch ingenieur en was 40 jaar directeur van een lichtreclame bedrijf en van een elektrotechnisch installatie- en adviesbureau.
Op zijn middelbare school (Aloysius College) heeft zijn leraar Nederlands bij hem belangstelling voor taal en poëzie gewekt. Frans Buis las graag poëzie in de klassieke traditionele stijl, met een strakke ritmiek en klank, zoals van A. Roland Holst. Hij schreef toen al gedichten en zijn eerste gedicht, dat hij in zijn eindexamenjaar HBS A in 1964 schreef, is door Gerrit den Braber voorgedragen in een VARA-radioprogramma.
In zijn studietijd heeft hij twee jaar in hetzelfde huis gewoond als Herman van Veen en uiteraard sprak hij met hem over teksten en vertalingen van zijn liedjes. Daaraan heeft Frans Buis soms een bescheiden bijdrage kunnen leveren. Hij was als vrijwilliger actief in de Wassenaarse bibliotheek als taalcoach Nederlands ten behoeve van het integratietraject van vluchtelingen en andere ‘nieuwe Nederlanders’.
We lopen een klein stukje terug op de Hofcampweg tot het kruispunt en steken de straat over naar de Fabritiuslaan. Aan het eind steken we de Clematislaan over, gaan en klein stukje naar links en dan slaan we rechtsaf naar de Violierenweg. Daar is aan de linkerhand het park.
L-
We volgen het verharde wandelpad in het park en dan komen we bij het gedicht van Fetze Pijlman ‘Onder de bomen’.
Fetze Pijlman, geboren in Rotterdam 1946, woonde in Wassenaar van 1961-1966. Zijn vader, Eduard Pijlman, was toen predikant van de Bloemcamplaankerk. Zijn eerste gedichten schreef Fetze in Wassenaar. Hij werd Neerlandicus. Van zijn hand verschenen tien gedichtenbundels en een aantal boeken en vertalingen. Martien van Vliet, houtkunstenaar, voelde zich geïnspireerd om voor de Wassenaarders een houtsculptuur te maken in de vorm van een boom, als drager van dit gedicht. Hij koos voor dit object, gemaakt van een stoere eik, waarin hij het licht laat schommelen tussen de woorden van het gedicht. De zinnen zijn in een glasplaat gegraveerd, die tussen houten ‘armen’ rust en als het ware vertroosting kunnen geven, zoals uit twee regels van het gedicht blijkt.
'Hun schaduw leggen ze
als een arm om je heen'
De stam en de kruin zijn vormgegeven met een draaibank.
We lopen van L naar Z, de afstand is circa 1,9 km:
We volgen het wandelpad, steken de Burmanlaan over naar het park aan de overkant, daar volgen we het pad, houden aan het eind links aan en aan het eind slaan we af naar het voetpad van de Groeneveltlaan, je loopt deze laan tot aan het eind, dan sla je links af de Starrenburglaan in (aan de overkant is de supermarkt Dirk). Je loopt tot de rotonde. Bij de rotonde steekje over en dan zie je aan de overkant het Gezondheidscentrum, waar je naartoe loopt.
J-
Op de muur van het gezondheidscentrum is een gedicht zonder titel van Chris J. van Geel geschilderd dat eindigt met de regels:
'en zag de horizon, de lengte van
mijn armen, van mijn benen'.
De Amsterdamse Chris J. van Geel (1917 - 1974) zal in ons dorp niet zo bekend zijn; hij woonde hier niet, maar verbleef op de Pauwhof. Op deze buitenplaats van het echtpaar Overvoorde-Gordon werd gastvrijheid geboden aan kunstenaars die in een rustige omgeving ongestoord wilden werken.
De eerste veertig jaar van zijn leven wordt gekenmerkt door armoede; zijn vader kon als sierkunstenaar en dichter niet rondkomen en het gezin leefde regelmatig van de steun. Chris was niet goed genoeg voor de MULO en had diverse kortstondige baantjes. Hij was goed in tekenen en werd in 1936 hij op grond van enkele tekeningen, zonder toelatingsexamen, toegelaten tot de huidige Rietveldacademie. Hij kreeg geld van zijn grootouders, bij wie hij graag was.
Zijn grootvader had zich tot dichter ontwikkeld. Toen zijn grootouders naar Amsterdam verhuisden, trok hij bij hen in. Als beeldend kunstenaar werd hij gevormd door het internationale surrealisme. Historisch gezien is hij een sleutelfiguur tussen de kunsten van voor en na de Wereld Oorlog II, tussen oud en nieuw, klassiek en modern. Vanaf 1948 schreef hij poëzie. Zijn huwelijk met Thérèse Cornips eindigde in een scheiding. Later woonde hij samen met de dichteres Elly de Waard. Hij publiceerde drie gedichtenbundels en in 1973 verscheen het zeer geprezen Enkele Gedichten. Ook als beeldend kunstenaar kon hij zich met succes manifesteren met tentoonstellingen. Van Geel stierf in 1974 op 56-jarige leeftijd.
Je volgt het voetpad naar de rotonde en sla daar rechts af naar de Johan de Wittstraat. Voor de kruising met de Zuijlen van Neijeveltstraat steek je over en op de hoek is op nr 202 De Wassenaarse Krant.
I-
Daar ligt voor de ingang een tegeltableau met een gedicht zonder titel van A. Marja dat begint met de regels:
'Als ik ga schrijven is het al geboren:
het schrijven is het knippen van de streng'.
Marja is het pseudoniem van Arend Theodoor Mooij (1917-1964). Marja woonde niet in Wassenaar, maar hij verbleef in de Pauwhof, een buitenplaats in ons dorp waar het echtpaar Overvoorde-Gordon gastvrijheid bood aan letterkundigen om in een rustige omgeving te kunnen werken.
Marja was geboren werd in de dorpspastorie van Oude Leije en verhuisde op zevenjarige leeftijd naar Winschoten. Hij volgde na de lagere school de HBS. Zijn moeder stierf toen hij veertien was. In deze periode van verdriet begon het schrijven van verzen voor hem belangrijk te worden, maar hij schaamde zich er ook voor. De keuze van het pseudoniem A. Marja heeft te maken met de beginletters van de voornamen van zijn moeder [Johanna Martina Jacoba ].
Toen zijn vader in Zeeland beroepen werd ging hij in de stad Groningen op kamers wonen en kreeg contact met kunstbroeders, die allen in opstand waren tegen geloof en kerk. Hij debuteerde in 1937 met de bundel Stalen op Zicht, daarna volgden tot 1963 negentien gedichtenbundels. Marja maakte furore met zijn ‘practical jokes’, rigoureuze grappen die hij uithaalde met collega-dichters en schrijvers, die hem niet altijd in dank werden afgenomen.
Zijn biografie kenmerkt zich door ongeluk: hij kon van zijn scheppend werk niet leven, had moeite met het behouden van een vaste baan, scheidde twee maal en had al vroeg hartklachten en diabetes. Hij stierf op 46-jarige leeftijd.
We gaan weer terug naar de andere hoek en vervolgen de Zuylen van Nijeveltstraat, tot je aan de overkant restaurant Het Hoekje ziet, dan steek je daar over en gaat de Berkheistraat in naar het parkeerterrein.
Op het parkeerterrein loop je richting het verzorgingshuis Amarosa-Sophieke.
Z-
Dan zie je aan je rechterhand een buurttuin (grenzend aan het verzorgingstehuis) en in die tuin is het gedicht ‘Beeldspraak’ van Peter Koenis te lezen dat is verschenen in Beeldend Wassenaar, Gemeente Wassenaar 2004.
Het gedicht is geplaatst rond de sokkel van het beeld ‘Wachter‘ van Ad Arma. Deze buurttuin is een toepasselijke plaats omdat het in het gedicht gaat over de ontmoeting en wat daarin kan gebeuren:
'de zeggingskracht
die in onze ontmoeting
ligt besloten'
Peter Koenis (1928 Amsterdam - 2004 Wassenaar) verhuisde in de jaren '50 naar Wassenaar.
Hij was onderwijzer, directeur van een middelbare school en uiteindelijk was hij Hoofd van de Hoofdafdeling Onderwijs van het Ministerie van Economische Zaken in Den Haag.
Vanwege zijn vlotte pen schreef hij, naast zijn functie, regelmatig de speeches voor de Staatssecretaris en/of de Minister van EZ.
Peter Koenis verzamelde jarenlang gegevens over Wassenaarse sculpturen, maakte er gedichten over, schreef erover in het Wassenaars Nieuwsblad en hield lezingen over dit onderwerp onder de titel Beeld-Spraak.
Ad Arma (pseudoniem van Ad Robert Meerman), (1954 Rotterdam) is een Nederlandse beeldhouwer, graficus, schilder en glaskunstenaar.
Er zijn nog zeven gedichten te lezen, maar die liggen niet op loopafstand van deze gedichten.
Deze gedichten die wat verder weg liggen nodigen uit tot een mooi fietstochtje langs de volgende locaties:
T- G.B. de Voogd, langs het fietspad op weg naar het strand voor de vleermuisbunker.
M- B.M.I (Boudewijn) Büch, in Hollands Duin langs wandel/fietspad vanaf Duinoorr richting Katwijk, vlinderpaneel
N- M. (Maria) van Daalen, ‘@NIAS’, op muur bij NIAS, Meijboomlaan 1
U- J.P. Bresser, 'Voorjaar', bij ingang Lentevreugd, Katwijkseweg tegenover Kokshoornlaan.
V- M.H. (Riet) Raaphorst, ‘Aan Paul Julien’, bij het Burchtpleinplantsoen, hoek Burchtplein Poortlaan en van Heeckerenstraat.
O - P.N. Van Eyck,’ Bij de gevallenen te Wassenaar’, uit: Gezicht op Zuid-Holland, 1961, op muur oorlogsmonument Schouwweg.
P- A.C. (Mieke) van den Berg, ‘Stil staan’, op plaat bij aankomstplein begraafplaats Persijnhof, Het Kerkehout 6.
Lees meer: https://www.poezieroutewassenaar.nl/fietsroute/Lol